Bijbelstudie "Israëls twaalftal"

Auteur: Ds. H. Drost

 

 

 

JOZEF, HET KIND VAN GODS RAAD

 

 

Inzoemen

vragen // voorstudie

Geboorte

Gen.30:22-24  

 

Hoe beoordeelt u Rachels wens om nog een zoon te krijgen?

Geschiedenis

Gen. 48

 

Waarom worden hier Jozefs zonen gezegend, voordat de twaalf worden gezegend?

Zegen van Jakob

 

Een vruchtbare wijnstok is Jozef, een vruchtbare plant bij een bron, met ranken die reiken tot boven de muur.

De boogschutters, zij haatten hem, zij tergden hem en schoten. Maar zijn boog bleef gespannen, zijn armen en handen soepel, 
 
door de hulp  van de Machtige, de Machtige van Jakob,
door de nabijheid van de Herder, Rots van Israël,
door de God van je vaders, de Ontzagwekkende.

Hij moge je helpen, Hij moge je zegenen
met zegeningen van de hemel daarboven, en van de oervloed in de diepte, met zegeningen van borsten en moederschoot. 

De zegen van je vader is rijker dan de zegen van de eeuwige bergen, de kostelijke rijkdom van de eeuwige heuvels. Moge die zegen op Jozef rusten, de uitverkorene onder zijn broers.

Gen.49:22-26

Zegen van Mozes

Deut.33:13-17    

 

Wat betekent ‘zegenen’, als u deze zegen leest?

 

 

 

1.  Familiefoto

Als Jozef, de Egyptische onderkoning zich buigt voor zijn vader, noemt Jakob hem ‘de gewijde, de uitverkorene’ onder zijn broers. Dat woord geeft aan dat Jozef een vorst is, maar ook dat hij door God is ‘gewijd’. Door Jozef heeft God dit volk willen redden. Jozef is het instrument van Gods voorzienigheid, het kind van Gods raad. Hij is de uitverkorene onder zijn broers.

 

In Gen.48 staat dat de zonen van Jozef gelden als zonen van Jakob. Ze komen in de plaats van Ruben en Simeon (Gen.48:5). En verder in het hoofdstuk lees je hoe Gods keus ook in het leven van Jozefs zonen de doorslag geeft : Efraïm wordt bewust voor Manasse gezet. 

 

Deze zegen is rijk. Dat blijkt ook uit de hoeveelheid woorden : deze zegen is met die van Juda de langste zegen. Juda en Jozef krijgen ieder een belangrijke plaats binnen Gods twaalftal. Op de foto nemen zij een centrale plek in. God neemt hen op een bijzondere manier in dienst. Zij zijn  beide personen van formaat. Dat levert later ook spanning op. Het is de stam Efraïm die de grootste vijand zal blijken van David, de koning van Juda.     

 

 

2. Pasfoto 

Als Jakob de zonen van Jozef zegent (Gen.48), komt alles wat er gebeurd is hem weer in gedachten : het verdriet om Jozef, de reis naar Egypte…, vooral het gemis van Rachel (Gen.48:7). Ook als hij Jozef zegent, denkt hij eerst aan zijn liefste, de moeder van deze jongen. De eerste regel van deze zegen is ook zo te vertalen :  
 “zoon van een vruchtbaar-gewordene is Jozef
  zoon van een vruchtbaar gewordene, aan de rand van een bron….
”. 
Jakob denkt volgens mij niet in de eerste plaats aan een vruchtboom zoals NBG en NBV vertalen, maar aan zijn Rachel. Jozef is de zoon van haar die onvruchtbaar was. Dit is de zoon van zijn liefste…!! 

 

Als Jakob zegt dat Jozefs ranken “ reiken tot boven de muur”  komt daarin uit hoe Jozef door Gods is gebruikt om niet alleen Gods volk, maar heel de wereld van die tijd tot zegen te zijn (Gen.41:57). Maar de weg daarheen liep via leed - door zijn broers hem aangedaan.  Zijn broers hadden een hekel aan hem. Toen hij door vader naar hen toegestuurd werd, zagen ze hem in zijn mooie kleed komen en zeiden: ‘kijk, daar komt de heer van de dromen (Gen.37:19), laten we hem eens een lesje leren’. Jakob noemt die broers hier ‘de heren van de pijlen’, boogschutters. Ze hebben Jozef ontzettend veel leed bezorgd. De oude vader tekent het met verschillende woorden in vers 23 : “de boogschutters haatten hem, tergden hem en schoten”. Zijn broers hebben Jozef het leven zuur gemaakt. Het was gemeen en vals, je zou er onderdoor gaan.

 

Maar Jozef is er niet aan kapot gegaan, hij bleef staan. Dat tekent Jakob ook in het beeld van de boogschutters : ’maar zijn boog bleef gespannen, zijn armen en handen soepel’. Jozef bleef overeind. Wat maakte hem zo sterk? Het is het feit dat in het leed een machtige hand hem ondersteunde. Jakob zegt :   
zijn boog bleef gespannen, zijn armen en handen soepel, 
 door de hulp  van de Machtige, de Machtige van Jakob, 
 door de nabijheid van de Herder, Rots van Israël, 
 door de God van je vaders, de Ontzagwekkende
’. 

 

Jakob ziet Gods raad oplichten in het leven van deze zoon. Het mooie is dat hij dan denkt aan de hulp en leiding van God zoals hij die in zijn eigen leven had leren kennen. God is zijn Machtige, de God, die hem ‘als herder geleid heeft, zijn leven lang tot op deze dag’ (Gen.48:15) – ‘dat is de God die je leidt door zijn raad’- geeft hij aan Jozef door.



Jakob spreekt over Gods hand. En die hand zal rijk opengaan voor Jozef om hem te zegenen met de zegen van…opa Abraham.  Aan hem denkt Jakob als hij God “de Ontzagwekkende”, d.i. de Almachtige noemt (Gen.17:1). Wat betekende dat? Abraham was al een oude, uitgebluste, kinderloze man geworden. Maar de Almachtige kwam. Toen ging de toekomst open…een toekomst vol kinderen, zoveel als er sterren aan de hemel zijn. Gods almacht maakt ons dorre bestaan uitbundig vruchtbaar.

 

Zo zegent Jakob Jozef uitbundig: “Hij moge je helpen, hij moge je zegenen met zegeningen van de hemel daarboven, en van de oervloed in de diepte, met zegeningen van borsten en moederschoot…”. De zon schijnt van boven. Het water borrelt op van beneden. Alles groeit en bloeit. Er komt veel vee. Er spelen kinderen. Ze zien er blozend uit door de overvloeiende moederborst. Het wordt een land van melk en honing…

 

Vragen

  1. Waren Jozefs dromen (Gen.37:5-11) een uiting van hoogmoed, of was het openbaring van God?
  2. Waarom noemt Jakob Jozef de uitverkorene onder zijn broers? 

 

 

3.  Spiegel 

Gods raad is als een gouden draad door het leven van zijn kinderen.  Dat zegt Jozef dan ook tegen zijn broers, wanneer ze bang voor hem zijn : " Vreest niet, want ben ik in Gods plaats? Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, ten einde te doen als heden het geval is : een groot volk in het leven te behouden " (Gen.50:19-20). Dat opzien naar God aan het einde van zijn leven leidt tot vergeven.  Als we opzien tot de God van ons leven, kunnen we afzien van onze wrok en pijn tegenover mensen uit ons leven. 

 

Gods gouden draad breekt nooit af. Dat horen we Jozef ook zeggen tegen zijn broers:" Ik ga sterven; God zal zeker naar u omzien en u uit dit land voeren naar het land dat Hij Abraham, Isaäk en Jakob onder ede beloofd heeft" (Gen.50:24). Daarom kun je voor de toekomst een vast vertrouwen hebben (Heid.Cat. antw.27). Want God legt een mooie toekomst voor Zijn kinderen weg. Jozefs taak op aarde was afgelopen ...maar God gaat verder. De gouden draad breekt niet af....Gods weg loopt door : wat de toekomst brengen moge, mij geleidt des Heren hand.  

 

Gods beloften worden waar. De Bijbel vertelt : ”En Mozes nam het gebeente van Jozef mee, omdat deze de zonen van Israël plechtig had doen zweren : God zal zeker naar u omzien, dan zult gij mijn gebeente van hier met u meevoeren’ (Ex.13:19).  


Vragen

  1. Merkt u Gods leiding in uw leven?
  2. Hoe voorkom je in leed een bitter mens te worden als Naomi? zie Ruth 1:20.
  3. Bespreek het verband tussen het zien van Gods leiding en vergeven van je medemens zoals Jozef dat uitspreekt in Gen.50:20. 
  4. Bespreek Heb.11:22.  

 


4.  Panorama                               : Voor wie meer wil weten, volgen  enkele 
                                                        bijbelgedeelten over de stam Jozef

Intocht / erfdeel 

Na overleg met Jozua – hun stamgenoot (1 Kron.7:27) - krijgt de stam Jozef een dubbel deel in het beloofde land (Joz.17:14-18). Manasse krijgt erfdeel aan beide kanten van de Jordaan. Efraïm wordt een sterke stam, maar wordt later, vanwege de zonde met de afgoden vernederd ten gunste van Juda. Dat wordt in Psalm 78 bezongen : “Niet Efraïm, niet Jozef was  Gods eer, maar Juda's stam en land verkoos de Heer”.

 

 Dat gaf spanning tussen Juda en Efraïm. Na de scheuring onder Salomo is het vooral de stam Efraïm die zich onder Jerobeam losmaakt van het huis van David. De naam Efraïm slaat dan op het rijk van de tien stammen. 

 

Ballingschap

Die tien gaan in ballingschap wegens afgoderij. De profeet Hosea heeft hun zonden aangewezen (vgl  o.a. Hos.14:9). 

 

Nieuwe Testament 

In Op.7 komt de naam Efraïm niet voor. Mannase staat wel in de rij van de 144.000. De stam Jozef wordt genoemd in vers 8. De naam Efraïm herinnerde blijkbaar teveel aan afgodendienst en wordt dus – net als Dan – weggelaten.